In het Algemeen Dagblad van donderdag 9 februari lazen we dat hoogleraar Anna Bosman vindt dat dyslexie veroorzaakt wordt door inadequaat onderwijs. We mogen weer stampen! Dit bericht bracht een schok te weeg. ‘Onzin’ werd geroepen. Of ligt er wel een relatie? Kan het leesonderwijs beter?
De alarmerende berichten over dyslexie vinden hun oorsprong in het groeiende aantal dyslecten in Nederland. Onderzoek laat zien dat deze groep ongeveer 3,6% groot is. Gemakshalve ga ik uit van 5%. Het zijn de kinderen die enorm veel problemen hebben met de koppeling van klanken en tekens. Voor deze groep kinderen is leren lezen een schier onmogelijke opdracht. Dit staat los van goed of slecht onderwijs. Deze groep kinderen is er gewoon. Ik zie ze vrijwel dagelijks, ik zie ze worstelen en ik zie het geduld, de toewijding waarmee leerkrachten hen helpen.
Deze echte dyslecten lezen op het eind van groep 5 nog op M3- niveau. Soms nauwelijks toetsbaar. Deze kinderen hebben recht op behandeling en op compenserende (bijv. het voorlezen van teksten) en dispenserende (bijv. gebruik van de spellingscorrectie) maatregelen. En….deze kinderen hebben veel baat bij hoogstaand en doordacht leesonderwijs.
Naast de echte dyslecten is er een 2e groep leerlingen voor wie het leren lezen moeizaam verloopt, maar het uiteindelijk wel kunnen leren. De groep beslaat ongeveer 10%. Deze kinderen zullen vaak op het eind van groep 3 AVI- E3 niet beheersen. Dus ook niet op het eind van groep 4 en 5 resp. E4 en E5. Deze kinderen hebben zes keer zoveel tijd nodig om bijvoorbeeld een /h/ te leren. Terwijl een doorsnee kind ongeveer tien minuten nodig heeft om deze letter in te prenten, hebben deze kinderen zestig minuten nodig. Het is een kunst om deze verschillen in leertijd te overbruggen in een (combi)groep 3: waar haal je de tijd vandaan? In het niet kunnen bieden van deze benodigde tijd ligt een deel van het ontstaan van pseudo-dyslecten.
Deze 10% moeten we vroegtijdig signaleren (uiterlijk M2). Vervolgens zijn gerichte doch speelse acties, binnen het thema, nodig met betrekking tot auditieve analyse, synthese, discriminatie en auditief geheugen. Dus: spelen, interactie, preteaching, reteaching en het volgen van de kinderen. Niks geen stampen.
In groep 3, 4 en 5 gaat dit voort: hoogstaande instructie, voldoende tijd en toegesneden hulp. En dan kan er veel gebeuren, zelfs in relatief korte tijd. Daarin is de school aan zet. Hier kunnen veel (alle?) scholen nog winst boeken. Dat kan vaak nog veel beter! En dan mag er gestamp worden, dat wil zeggen: kinderen die in de leesles volop lezen.
Ik kom te vaak in groepen 3, 4 of 5 waarin kinderen in een leesles van 45 minuten nauwelijks hardop lezen. Het zal u verbazen, maar het is geen uitzondering dat per kind per les hoogstens 2 – 3 minuten wordt gelezen. Nieuwe methodes zoals de kimversie van VLL geven in de basisles nauwelijks aanwijzingen om te lezen! Er is veel te weinig sprake van oefenen, oefenen,… oefenen, stampen, … ! Lezen leer je door het te doen. Toch! Hierin liggen oorzaken voor de grote groep pseudo-dyslecten. Juist deze kinderen hebben heel veel behoefte om dezelfde rijtjes vaak te lezen. Centraal in het lezen staat het lezen in koor. Immers, dan zijn alle kinderen actief! Dat moeten we hebben! Niks individuele beurten. Maar koorlezen is een specifieke vaardigheid. Dat is nog niet zo eenvoudig!
Door regelmatig leerkrachtwisselingen in groep 3, 4 en 5 zijn de leeslessen vaak onvoldoende effectief. Leerkrachten kennen de kunst van het koorlezen niet, worden niet gecoacht en de huidige moderne methodes laten de leerkrachten aan hun lot over.
Pseudo-dyslecten worden ook veroorzaakt door het gebrek aan aandacht door de schoolleiding. Terwijl technisch leren lezen juist het hart van het kwaliteitsbeleid is. Als 85% van de kinderen op het eind van groep 3, 4 en 5 op resp. E3, E4 en E5- beheersing leest, gaat er vervolgens heel veel goed in de school. Dan voltrekt zich een ongestoorde schoolloopbaan. Weet de schoolleider of we het doel van 85% halen? Volgt de schoolleider het leesproces in groep 3 via de maandelijkse bloktoetsen? Voert hij daarna gesprekken met de leerkrachten? Wordt nagedacht over extra interventies? Wordt advies ingewonnen? Zorgt de schoolleider dat elke nieuwe leerkracht in groep 3, 4, 5 kennis heeft van de effectieve leesdidactiek. Kortom, betrokkenheid van schoolleiding en collega’s zullen meer kinderen kansen bieden om het reële doel van 85% beheersing te halen en de 10% pseudo-dyslecten kansen bieden om op lichte achterstand eind groep 6 een M6 beheersing te laten behalen. En daarmee niet gelabeld te worden als dyslect.