Overal klinkt het begrip ‘21e- eeuwse vaardigheden’. Of luwt het alweer een beetje. Er bestaat geen eenduidige wetenschappelijke definitie voor, maar toch is er veel overeenstemming over het vermeende, ogenschijnlijke belang van deze generieke vaardigheden. We hebben het dan bijv. over probleemoplossend handelen, creativiteit, inventiviteit, plannen van je leerstappen, samenwerken, jezelf uit de leerkuil trekken. Scholen zouden meer op deze vaardigheden in moeten zetten.
De overheid promoot deze vaardigheden ook, vaardigheden die zich niet beperken tot één domein, bijv. rekenen, maar over diverse domeinen heen kunnen worden ontwikkeld. De wereld en de arbeidsmarkt veranderen razendsnel. Daarom kunnen we maar beter inzetten op het aanleren van deze generieke vaardigheden dan snel verouderde feitenkennis die toch voor iedereen toegankelijk is via internet. Heel plausibel, heel aantrekkelijk, toch?
Erik Meester, Sarah Bergsen en Paul Kirschner leren ons dat deze generieke vaardigheden niet bestaan en als zodanig ook niet zijn aan te leren. Deze zogenaamde generieke vaardigheden zijn altijd met een domein verbonden en dus niet generiek. Iemand die veel van geschiedenis weet kan veel betere kritische vragen stellen over de rol van de Nederlandse regering in de Tweede Wereldoorlog dan een natuurkundige. Niet omdat zij beschikt over een beter kritisch denkvermogen maar simpelweg omdat zij meer over het onderwerp weet. Grote schilders imiteerden aanvankelijk andere meesters. De creativiteit die ze zo ontwikkelden zullen ze vast niet toe hebben kunnen passen bij een potje schaken. Kritisch denkvermogen en creativiteit zijn altijd verbonden aan een domein. Het is een misbegrip dat je deze vaardigheden aan kunt leren los van een vak.
Bij begrijpend lezen weten we al dat leesstrategieën een zeer beperkte rol spelen in het begrijpend van de tekst. Achtergrondkennis, goed technisch kunnen lezen en woordenschat zijn veel belangrijker. De beste leerkracht met alle leesstrategieën van de wereld kan niets met een tekst over schaakopstellingen of kwantummechanica zonder dat zij er iets van weet.
De 21e eeuwse-vaardighedenretoriek benadrukt dat parate kennis minder belangrijk is omdat we alle informatie op kunnen zoeken. Dat is een fundamentele denkfout. Het omgekeerde is waar. Door de digitale tsunami van informatie is onze voorkennis of achtergrondkennis heel belangrijk om betrouwbaarheid en bruikbaarheid te kunnen beoordelen. In ons langetermijngeheugen moet op gestructureerde wijze veel kennis zijn opgeslagen. Onderwijs is verantwoordelijk voor die kennisoverdracht. Onmisbare kennis om de wereld te kunnen begrijpen. Kennis waarvan je je niet meer bewust bent, maar waar je automatisch gebruik van maakt, bijv. kennis over verkeersregels, autorijden, vermenigvuldigen, inpassen van interpunctie, opbouw van zinnen, technisch lezen, enz. Kennis is dus niet alleen waarover je denkt, maar ook waarmee je denkt. Juist vanuit deze kennis, komt je tot creativiteit, het oplossen van problemen, het zetten van (leer)stappen. Hoe meer kennis je hebt, hoe meer je kunt leren.
In het overdragen van kennis staan wij centraal en niet het kind. Het is niet handig om het kind zijn leerweg zelf te laten uitstippelen. Docentgestuurd onderwijs is over het algemeen veel effectiever dan kindgestuurd onderwijs. Onderwijs met veel directe instructie, frequente herhaling, feedback en begeleide inoefening. Niet alles wat oud is, is slecht. We zitten niet fundamenteel op een fout spoor. Wat blijft is het investeren in geoptimaliseerd leerkrachtgedrag. Dat kan beter!
Kijk hier voor het hele artikel.