Wisbordjes en vraagstokjes

Tot ruim een jaar geleden zag ik ze nergens. Plotseling waren er wisbordjes. Als bij toverslag! En niet veel later werden door leerkrachten tijdens mijn klassenbezoeken ijslollystokjes en een bekertje gebruikt. En zeker niet her en der..…nee, ik zie de vraagstokjes de laatste tijd overal. Prima, denk ik! Wél even op een paar puntjes letten!

Meester Jan Bert geeft een begrijpend leesles. Zijn les start met een terugblik en op het bord staat de titel van de tekst van vorige week: ‘Spitsmuis en olifant doen hazenslaapje.’ Jan Bert vraagt de kinderen om even te overleggen in het tafelgroepje waar de tekst over ging. En of de kinderen nog iets gehoord, gelezen of gezien hebben over deze tekst of misschien hebben ze met hun ouders over dit onderwerp gesproken? Direct start het gesprek, direct is er volop interactie, iedereen is actief.. De kinderen zijn het gewend om kort te overleggen.

Na een halve minuut maakt Jan Bert de vraag plenair. Jan Bert vraagt wat er besproken is in het groepje. Ik verwachtte allerlei vingers, maar niets van dat alles. Het luchtruim blijft leeg…… Jan Bert roert in een bekertje met stokjes. Hij pakt een stokje uit het bekertje en leest een naam van het stokje. Hij zegt ‘Simon’. Simon krijgt het woord en vertelt dat één van de kinderen in zijn groepje thuis had gehoord dat kikkers juist heel lang slapen, omdat ze een winterslaap houden. Meester trekt nog een stokje. Michelle zegt dat ze niets weet. Op het volgende stokje staat Clara. Zij vertelt dat het in haar groepje ook ging over winterslaap maar nu over die van de ijsbeer.

Jarenlang was het zo: eerst je vinger de lucht in, dan krijg je een beurt en mag je praten. Maar in heel veel klassen is het niet meer de bedoeling om je vinger op te steken. In plaats daarvan hanteren leerkrachten wisbordjes en vraagstokjes. Het lijkt me prima, mooi, goed!
Vingers opsteken heeft zo zijn nadelen of ongewenste gevolgen:
– Het zijn altijd dezelfde kinderen van wie de hand in de lucht schiet.
– Verlegen slimmeriken komen niet aan bod omdat ze niet durven.
– Dromers staren uit het raam en geloven het wel.
– Kinderen die de stof niet begrijpen, vinden het prima zo.

Kortom, het systeem van vingers opsteken kan er eenvoudig toe leiden dat kinderen niet goed meedoen, niet actief zijn. Dat is met de vraagstokjes en de wisbordjes verleden tijd! Ongeacht wat of wie je bent, je kunt op elk moment de beurt krijgen. Je moet er bij zijn, iedereen moet nadenken, je kunt niet ontsnappen. Wisbordjes werken op dezelfde manier. Jij geeft een opdracht. Elke leerling noteert, wel of niet in overleg met de buurman of –vrouw, het antwoord op het eigen wisbordje. Op jouw teken houdt iedereen zijn bordje omhoog. Je ziet in één oogopslag wie het goed heeft en nog niet. Reuze handig. Geen enkele leerling kan ontsnappen. Kijk wel uit met wisbordjes. Al meerdere keren heb ik gezien wat een gedoe het is. Stift doet het niet, veegdoekje is nergens te vinden, de zijkant van de hand wordt vies. Het is überhaupt soms een heel geklieder met die bordjes.

Bij zowel wisbordjes en vraagstokjes lijkt het van belang om kinderen eerst tijd te geven om na te denken: individueel of door te overleggen in tweetallen. Voor sommige kinderen is het erg vervelend als ze onverwachts een beurt krijgen. De kinderen schrikken, stamelen, voelen druk en komen dan sowieso moeilijk tot een adequaat antwoord. Dus stiltes laten vallen….een moeilijke opdracht voor leerkrachten!
Overigens, ik kreeg van een collega de tip om wisbordjes van dvd- doosjes te maken. De kinderen schrijven dan op het plastic folie. Achter dat folie kun je een papier met schrijflijnen schuiven. Of een DHTE- model. Of een papier met klokjes zonder wijzers. In het dvd- doosje bewaar je je doekje en je modellen/ papiertjes om achter het folie te schuiven.

Wisbordjes en vraagstokjes hebben als nadelen dat we ons richten op de antwoorden. We kijken naar of horen de antwoorden en gaan door naar de volgende opdracht. Dan vergeten we iets cruciaals, namelijk de uitleg van het kind. Die is nog altijd belangrijker dan het antwoord. Het betekent dat wisbordjes alleen geschikt zijn voor de lagere denkvaardigheden: correct rekenen, spelling of grammatica en het memoriseren van feiten, jaartallen en topografie.
Er is nog een belangrijk aandachtpunt. Weet je nog hoe Michelle antwoordde op de vraag van Jan Bert? Michelle mag niet met zo’n antwoord wegkomen! Ze moet na dit antwoord nadenken en naar andere kinderen luisteren. Want ze moet weten (of weet al) dat meester Jan Bert zo dadelijk bij haar terugkomt. Weet niet geldt niet!