Weet niet geldt niet.

In het boek ‘Teach like a champion’ van Doug Lemov staan 49 technieken om effectiever les te geven. De eerste techniek in het boek heet Weet niet geldt niet. Een paar weken geleden hielp ik een leerkracht met een les voortgezet technisch lezen. Ze hanteerde heel duidelijk, bijna onopvallend deze o, zo belangrijke techniek. Het speelde zich in luttele seconden af. Het was bijna te klein om op te vallen. Pas na afloop realiseerde ik me dat juf een didactisch hoogstandje liet zien.

Op het bord stonden woorden als: bon, kar, vel, trap. Daarachter de zin: Een kleine bon is een…… Een kleine kar is een … . José las de eerste zin voor. Juf vroeg aan Reinier wat er op de stipjes moest staan. Reinier mompelde bijna onverstaanbaar: ‘Kweeniet’, wendde zijn hoofd af en keek naar z’n tafel.
Juf keek een fractie van een seconde verbaasd. Toen stelde ze dezelfde vraag aan een andere leerling. Deze leerling las de zin opnieuw en vulde in: Een kleine bon is een bonnetje. Toen vroeg juf aan Reinier: ‘Reinier, kun jij het zinnetje nu lezen?’ Reinier las het zinnetje keurig voor. En ook het zinnetje: Een kleine kar is een karretje!

Wat leerde Reinier? Bij de techniek Weet niet geldt niet leren kinderen dat het niet goed is om geen poging te wagen. Bij vragen zeggen (bepaalde) leerlingen soms: Ik weet het niet. Vaak vertonen leerlingen op dat moment ontwijkgedrag uit onzekerheid of om zich af te zetten. Bijvoorbeeld omdat ze geen zin hebben om mee te werken, het echt niet weten of een combinatie van beide. Vaak weten we niet hoe we op zo’n antwoord moeten reageren. Maar dat is wel cruciaal, omdat kinderen anders geneigd zijn om dit antwoord vaker te geven. Het woord ‘Kweeniet’ kunnen je als leerling veel moeite besparen. We moeten dus adequaat reageren op zo’n woord, die bij sommige leerlingen tot inactiviteit leiden.
In deze situatie moet je een andere leerling om het antwoord vragen. Zoals onze juf zo keurig deed. Als hij of zij het goede antwoord weet (of een daarop volgende leerling), ga je terug naar de eerste leerling (Reinier) en vraag je hem het antwoord opnieuw. Zo komt de leerling er achter dat hij bij jou in de klas hoe dan ook moet werken.
Deze techniek blijkt ook effectief als leerlingen het echt niet weten, c.q. waarin ze wel moeite hebben. Het antwoord van de 2e leerling komt dan als hulp, als opstap. Ook dan laat je de 1e leerling (Reinier) het antwoord herhalen. Dus de 1e leerling die de vraag het eerste kreeg, herhaalt nog eens het goede antwoord. Eventueel geeft de leerkracht het antwoord, máár de leerling herhaalt. Op deze manier geef je aan dat alle leerlingen zich blijven inzetten en je overtuigt je leerlingen dat ze het kunnen.

Er zijn vier basisvormen:
– De leerkracht geeft het antwoord, de leerling herhaalt.
– Een andere leerling (of de hele klas) geeft het antwoord, de 1e leerling herhaalt.
– Jij geeft een aanwijzing en je 1e leerling gebruikt die om bij het goede antwoord te komen.
– Een andere leerling geeft aanwijzingen, die de eerste leerling gebruikt.